|
Maandgedichten
Sinds juni 2020 staat er iedere maand een gedicht met een afbeelding
op de startpagina van mijn website. Aan het eind van de maand verhuizen
beide naar deze overzichtspagina om plaats te maken voor een nieuwe
verbinding van tekst & beeld. Meestal gaat het om een niet eerder
gepubliceerd gedicht, soms om een gedicht uit een van mijn bundels.
Gedicht
van de maand, mei 2022
|
TEATRO
OLIMPICO
De straten hebben zoveel diepte als je ogen
reiken. Het frontpaneel weet van geen wijken
maar wat een stad moet lijken verbergt
een wereld van verschil.
Toch moet een mens er kunnen leven
en achter elke zuil kan iemand schuilgaan:
een charlatan, een femme fatale,
een mensensmokkelaar, een grensbewaker,
een liefdezuster of de nachtportier.
Eenmaal weer buiten zie ik de ober staan
die ik van meet af aan al niet vertrouwde.
Hij doet nu net alsof hij mij niet ziet.
Zo word je dus voortdurend
voor de gek gehouden.
Uit:
René van Loenen, Surplace
Buijten & Schipperheijn Motief
Amsterdam 2021
|
Gedicht
van de maand, april 2022
|
EERSTE SNEE
Landbouwmachines
gonzen in een onbekende verte.
Dichtbij hoor ik het rammelen van dobbelstenen.
Het is half acht. Het zijn de buren die zich zwijgend
overgeven aan hun avondritueel. De afwas is gedaan:
tijd voor de beker van het blinde toeval.
Ik
sta erbuiten, heb part noch deel aan wat het lot
hun toebedeelt. Hoezo het lot? Er is een hand
die stenen schudt en uitspreidt op een campingtafel.
Een
kever inspecteert het gras vlak voor mijn voeten.
Ze loopt onwennig door de avondzon. Het is pas 19 april.
Tijd voor de eerste snee. Full house met tromgeroffel.
Uit: René van Loenen, Surplace
Buijten & Schipperheijn Motief
Amsterdam 2021
|
Gedicht
van de maand, maart 2022
|
STRAATWAARDE
Gevonden
op een rommelmarkt in Gent
tussen verzilverd bestek
en
bakelieten radio’s:
kind
van porselein
naast kruisbeeld van gips.
Zo
wil de zich verbergende gevonden worden.
Zo wil het weerloze
ons
sjacheraars omarmen,
omarmd
worden, zoals het hier
ligt
uitgestald, breekbaar aan alle kanten.
Uit:
René van Loenen, Surplace
Buijten
& Schipperheijn Motief
Amsterdam
2021
|
Gedicht
van de maand, februari 2022
|
Nu is zijn tocht begonnen: een ventje
van een jaar of vijf met driewieler
baart opzien van toevallige passanten.
Maar
ook is hij, al fietst hij bijna buiten beeld,
bijna teruggeworpen in een toegedekt bestaan,
het brandpunt van óns kijken, met ogen ver
bij
hem vandaan. Wij zijn de toeschouwers
die weten hoe het is gegaan, wat eerst
gekomen is en wat veel later.
Uit:
René van Loenen, Surplace
vierde afdeling Klein uur U
speurtocht in terzinen
Buijten & Schipperheijn Motief
Amsterdam 2021
|
Gedicht
van de maand, januari 2022
|
BADHUIS
Het zal geweest zijn in de tijd van Perry Como.
Vader rookte nog Elisabeth Bas.
Wekelijks bezochten wij het badhuis,
dat tien minuten lopen was.
Gewapend met een handdoek onder onze arm
marcheerden wij langs het talud en oefenden
om beurten fluitend ons herkenningsdeuntje
voor als we straks gescheiden zouden zijn,
mijn broers en ik en vader.
Soms regent het. Soms fluit ik dat het tijd is.
Maar niemand reageert en zelden hoort men nog
de stem van Perry Como.
Uit:
René van Loenen, Surplace
Buijten & Schipperheijn Motief
Amsterdam 2021 |
Gedicht
van de maand, december 2021
|
RAKELINGS
Dit
zijn de feiten: er lag sneeuw,
een vos kruiste op honderd meter mijn pad,
ik vond bloedsporen bij de afrastering.
Wie
is schuldig aan wat? Op welke gronden
blijft een levend wezen net niet buiten schot
of rakelings wel.
Pas
tegen de avond tref ik de jagers
in het Zwijnshoofd achter hun Jägermeister.
Ik gebaar, maar word niet opgemerkt.
Morgen
gij, roep ik. Maar lachsalvo’s
jagen me naar buiten. Ik druip af
in de nacht als aangeschoten wild.
René
van Loenen
|
Gedicht
van de maand, november 2021
|
SPOREN
Zo is er het verhaal van de aardster.
Vermomd als een tulpenbol ligt hij half
boven de aarde. Op een goede dag breekt
zijn dikke huid open: punten krullen naar
buiten, drukken hem op en scheuren hem
los van de aarde, zijn oorsprong.
Dan gaat hij aan de rol en bij storm
huppelt hij als een idioot door het bos.
Zijn hart, een vulkaan, spuit bij iedere
schok sporen over de aarde die hem
voortbracht.
Uit:
René van Loenen, Straatliefdegras.
Een pelgrimage in 40 gedichten
Mozaïek, Zoetermeer 2009
Kunstwerk: Rob den Boer, 'Sporen 3', oliepasteltekening, 2009
|
Gedicht
van de maand, oktober 2021
|
SCHOOLPLEIN
Minder
uw vaart! gebieden mij de borden.
Dat doe ik, niet alleen omdat het moet.
Zo stapvoets rijdend zie ik hem pas goed:
mijn oude school. Wat is ervan geworden?
Ik
hoor en zie een uitgelaten horde,
de juf en meester die hun ronde doen
van boom tot boom – het is nog net als toen –
en straks muteert de chaos weer tot orde.
Wel
is er een verdieping bij gekomen
en is de fietsenstalling uitgebreid.
Maar altijd blijft dit plein onder de bomen.
een plek van kleurrijke saamhorigheid,
al worden juist twee vechtjassen gescheiden
nu toeteraars mij manen door te rijden.
René
van Loenen
Geschreven voor onderwijskoepel PCBO Leeuwarden e.o.
(zestigste steen van de poëzieroute in de Friese hoofdstad)
|
Gedicht
van de maand, september 2021
|
LAARMANS
Ik ben – niets menselijks is mij vreemd –
uw gangen nagegaan in ‘t Zand en in de
Kloosterstraat, maar zonder iets te vinden
wat aan mijn tocht een diepere zin verleent,
een
wachtwoord van een heilige beminde,
in hout gekerfd, gebeiteld in een steen,
of op een reep karton een naam alleen,
maar niets, geen spoor van u te vinden.
Toen zag ik u, diep weggedoken in uw jas,
geworden wat u hier een leven lang niet was:
een vreemdeling, de buitenstaander die ik ben.
Ik vraag u daarom niet naar de beken-
de weg. Zo dwalen wij door deze stad,
niets meer te zoeken maar nog laat op pad.
Uit:
René van Loenen, Mooi voetenwerk
Mozaïek, Zoetermeer 2004
|
Gedicht
van de maand, augustus 2021
|
SHEEP’S
HEAD
Wij
zijn in Kilcrohane beland. De laatste kans
om nog een brief te posten. De laatste nederzetting
van dit schiereiland. De rest ligt buiten het bereik
van reguliere diensten. Een taartpunt die de oceaan
in wijst. Voor wie toch verder reist: hier zijn nog
alle brandstoffen voorradig (brood, spek en bier,
turf, diesel en benzine). Bij O’Mahony (foodstore
en post office) om u te dienen, tot het einde toe.
Sheep’s
Head als oefenplaats voor laatste dingen.
Wat heeft geen waarde meer? Wat heeft nog zin?
Wij worden nagezwaaid door zomaar wat passanten,
maar keren om en posten dan de brief.
Uit:
René van Loenen, Pleisterplaats
Mozaïek, Zoetermeer 2014 |
Gedicht
van de maand, juli 2021
|
MISS
BLANCHE
Als een madonna heiligt u
een blinde muur. U knipoogt
af en toe en vraagt daarbij om vuur
omdat de vonk van uw virginia
gedoofd is.
U krijgt van ons geregeld kleur,
maar niemand kan u geven
wat u ontbreekt, het vuur
waarom u smeekt,
al was het maar voor even.
René van Loenen
Foto: Willem Beekman
|
Gedicht
van de maand, juni 2021
|
DE
WANDELING
Als mieren tussen veldgewas
zijn wij een peloton op zoek
naar het begin.
Manshoge varens strelen handen
en gelaat. De gids gaat ons
vooruit, tussen versperringen
van braam en berenklauw slaat hij
een nauwe doorgang.
Wat zich gewonnen geeft
hertstelt zich gaandeweg
als speling der natuur.
Dan staan wij aan de voet
van het heelal en oog in
oog met wat ons zwijgend
uit de aarde riep.
Uit: René van Loenen, Straatliefdegras.
Een pelgrimage in 40 gedichten
Mozaïek, Zoetermeer 2009
|
Gedicht
van de maand, mei 2021
|
PARACHUTIST
Vaststaat dat jij verdwaald bent
onder onze wolken. De rest is speculatie.
Misschien hangt er nog steeds een foto van je,
God weet waar, boven een ladenkast.
Misschien al lang niet meer. Lig je op zolder
tussen ramsj en overschot. Wij weten niets
van jou, niet eens je naam. Toch leef je
onder ons als een van onze doden.
Known unto God.
Uit: René van Loenen, Pleisterplaats
Mozaïek, Zoetermeer 2014
|
Gedicht
van de maand, april 2021
|
OP
DEZE AARDE
Morgen
zullen wij de oorlog
niet meer leren, zullen wij
bomen planten in de door ons
geschapen woestijn, dragen wij
de zee weer aan de vissen
over, ruimen wij voor de dieren
het veld. Morgen zullen wij
mensen van het licht zijn.
Morgen.
Alsof het geen avond
is geweest en nacht. Alsof
de voetstappen van de mens
van God ons niet zijn voor-
gegaan op deze aarde.
Uit:
René van Loenen, Straatliefdegras
Mozaïek, Zoetermeer 2009
Kunstwerk:
Mensen van het licht
Hannelieke
van de Beek
|
Gedicht
van de maand, maart 2021
|
JONA
Geen
ontkomen aan: ga je westwaarts
om als de zon stil onder te gaan,
onder te duiken in jezelf, slaat hij je
als een golf in je gezicht.
Zit
je achter graten te mokken,
opgesloten in de onderwereld
van je geest, je blijft in zijn gehoor,
in zijn gehoorgang, zijn heilig labyrint.
Hij
zet je op je plaats – in Ninevé
waar wolf en graaier onheil zaaien
en jij wolken van wraak verdrijven moet.
Uit:
René van Loenen, Pleisterplaats
Mozaïek, Zoetermeer 2014
Schilderij: Henk van Loenen
‘Jona – de schaduw boven mijn hoofd'
|
Gedicht
van de maand, februari 2021
|
ICOON
Van
alle schalen deze! Meer dan Richter,
Fahrenheit of wat niet al: de RIJKS PEILSCHAAL.
Rader
in het raderwerk van waterstanden.
Icoon
van polderland. Tot op het hoge zand
aan toe was luid te horen hoe Rijks spreekbuis
na de zondag alles in beweging zette:
lofstem
van Lopik op een doordeweekse dag
die onze kamers vulde met ontzag.
René
van Loenen
Foto:
Willem Beekman
|
Gedicht
van de maand, januari 2021
|
BAGAGE
Iemand
had gezegd dat we op reis zouden gaan,
maar we wisten niet waarheen en niet wat we
mee mochten nemen.
Nu
dragen we koffers, zoveel we kunnen houden,
de toekomst in. Hoe verder we komen, hoe zwaarder
ze wegen.
Misschien
moeten we deze keuze maken:
met alles wat we hebben meegenomen hier blijven
of met één koffertje verdergaan en dat dan
tegen de avond op het perron laten staan.
René
van Loenen
Beeld: 'Bepakt en bezakt'
van Klaas Op ‘t Land
|
Gedicht
van de maand, december 2020
|
HAUTE
BODEUX
Tussen
boerenpanelen hangen draden
van knooppunt naar knooppunt,
levenloos slap in mager morgenlicht.
Er
moet nog steeds verbinding zijn,
ook hier. Is daar iemand?
Niemand.
Geen ander teken
dan ribbelprenten in de sneeuw.
Dan
snijdt een hoog geluid de stilte
open, een roep die zich verplaatst,
de echo van een kinderstem.
René
van Loenen |
Gedicht
van de maand, november 2020
|
WINTERKLAAR
Vanmorgen vroeg twee groencontainers gevuld
met losgelaten blad in stervensmooie kleuren.
De boel moest nodig ingepakt en opgeborgen,
tot volgend jaar.
En nu vraagt mijn verwend gehoor om requiems.
Al weer? Al weer. De jaren gaan steeds sneller.
Ik kijk naar buiten, naar de appelboom.
De ladder voor de pluk staat doelloos klaar
en steekt door kale takken in novemberlucht.
Nog altijd hangt er één vuurrode, onvolgroeide
vrucht. Straks wordt hij door de lente ingehaald.
Uit: René van Loenen, Pleisterplaats
Mozaïek, Zoetermeer 2014
|
Gedicht
van de maand, oktober 2020
|
MONTEFIASCONE
Kamer
gevonden in hotel Dante.
Twee sterren. Drie verdiepingen.
Eerst gaan wij hang- en sluitwerk langs
want niemand weet het uur.
Dan zien wij pas de moeder Gods,
een kleurenprint met sellotape
bevestigd aan de muur.
Geen spoor nog van een kind. Of
toch?
De prent bolt op. Gezichtsbedrog
of niet, ik maak voorzichtig
aan de onderkant het plakband
los en licht Maria op.
Een vierkant ruitje laat een gat zien
in de muur: het wonder van haar schoot,
twee duiven met een jong, geeft zich
in tegenlicht aan onze ogen bloot.
Uit:
René van Loenen, Straatliefdegras.
Een pelgrimage in 40 gedichten
Mozaïek, Zoetermeer 2009
Kunstwerk: Mirjam Beuker, 'Spoor van een kind', 32 x 46 cm, 2009
|
Gedicht
van de maand, september 2020
|
ROERDOMP
Wij kennen hem van horen roepen.
Ritmisch, rijmend als rietland,
zijn domein van bespiegelingen.
Vermoeden dat hij bezweert wat
boert en borrelt in deze doolhof.
Wanneer wij toch binnendringen
in zijn roestige blikveld
strekt hij lijf en hals,
wordt hij een stengel met de kleur van sterven.
Uit: René van Loenen, Mooi voetenwerk
Mozaïek, Zoetermeer 2004
Kunstwerk: Rob den Boer
|
Gedicht
van de maand, augustus 2020
|
VROUWENMANTEL
Lees
dit gedicht als een druppel
gedropt op het kleed van de moeder
de maagd, als hemelcondens
in het heldere licht van de maan.
Vestig
je blik op dit vochtig heelal
en zie hoe het krimpt
en
weer uitdijt: een gedicht
als een taaldruppel, klein universum
op het blad in je hand, geoogst
in het licht van een roomwitte maan.
Uit:
Zusterlief broederlief, gedichten en schilderijen
bij het Zonnelied van Franciscus van Assisi
Redactie: Fiet van Beek en Wim Zijlstra
Uitgeverij Anderszins, Ermelo 2017
|
Gedicht
van de maand, juli 2020
|
MIZEN
HEAD
Oerberichten
planten zich ritmisch
voort, ononderbroken.
Niets staat een heldere ontvangst
op deze hoogte in de weg.
Luister.
Iemand zingt woorden
van oceaandiepte, hemelhoog
resonerend. Over.
Maar
niemand die er acht op slaat
en niemand die verblind door walm
en waan van informatiestromen
de taal van licht verstaat,
de trage zangen van de zee.
Uit:
René van Loenen, Surplace
Buijten & Schipperheijn Motief
Amsterdam 2021
|
Gedicht
van de maand, juni 2020
|
PROCESSIESTEEG
voor de heilige Barbara
Wij zouden nog het liefst uw dode lijf
herenigd met uw hoofd, voor ieder zichtbaar
in een glazen kist, hier ronddragen.
Ook goed: alleen uw hoofd
in een gepoetste schrijn, geurend naar boenwas.
Enkel een haarlok zou al mooi zijn,
zwart als ebbenhout, golvend en zacht.
Een splinter van een botje, in het uiterste geval
een stukje nagel van uw pink, door de pastoor gewijd.
Desnoods uw blik! Ja, laat het dan uw blik maar
zijn
waarmee wij rondjes lopen rond de kerk:
uw blik van vastberadenheid.
|
|